De foto en het verhaal: Charles Borsboom

We hebben onze collega’s de vraag voorgelegd: welke (eigen) foto betekent heel veel voor je en waarom? De komende tijd hopen we van ieder van ons dat persoonlijke verhaal met je te delen. Gewoon om jou en onszelf door deze zware tijd heen te helpen. Dit keer het verhaal van Charles.

Wubbo

We schrijven september 1999 als ik start met mijn eerste jaar aan de Amsterdamse Fotoacademie. Na verkoop van ons hele hebben en houden in 1998, gevolgd door een reis van zo’n 1,5 jaar door de natuur van de USA en Canada, heb ik bij thuiskomst besloten het roer om te gooien. Ik heb tot dan zo’n 17 jaar gewerkt bij TNO en het Waterloopkundig laboratorium in thuisstad Delft. Met veel plezier, maar desondanks voel ik toch een drang om de fotografie een ‘serieuze’ kans te geven. Vanuit een vrij aardige carrière in de technische automatisering stap ik op de onderste trede van de fotografenladder. Ofschoon ik mezelf toch voornamelijk als natuurfotograaf zie tegenwoordig, begin je op de academie toch eerst met de brede algemene basis. Daarvoor is er o.a. veel tijd ingeruimd voor portretfotografie.

Zo kwam er op een zeker moment de opdracht om een BN-er te fotograferen. Bedoeld om schroom kwijt te raken, te wennen aan de druk die het geeft om mensen te fotograferen die door overvolle agenda’s slechts een paar minuten tijd hebben en om te leren werken onder omstandigheden die je niet helemaal zelf onder controle hebt.
Een bekende Nederlander! Dat vond ik nogal wat. Ik ben van nature niet erg verlegen, maar om nu gewoon een BN-er te bellen?!  En dan nog, hoe pak je dat aan?

Vanwege mijn binding met Delft ben ik eerst eens ‘om de hoek’ gaan zoeken en zo kwam al vrij snel de naam Wubbo Ockels bij me op. Met veel interesse en bewondering heb ik Wubbo gevolgd vanaf het moment dat hij de eerste astronaut van Nederland werd. In 2000 werkte hij al geruime tijd als hoogleraar bij de faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft. Via hen kwam ik achter zijn e-mailadres en enigszins schoorvoetend stuurde ik een e-mailtje. Immers, waarom zou zo’n bekende, drukbezette, man eigenlijk tijd hebben voor een beginnend fotograafje die, al op ‘enige’ leeftijd zomaar als een soort van huiswerk een portretje wil komen maken?
Tot mijn verbazing kwam de reply nog dezelfde dag. “Uiteraard wilde hij meewerken aan mijn schoolopdracht, want hij was destijds tijdens zijn studie ook blij geweest met mensen die hem wilde helpen met zijn opdrachten”.

Aangenaam verrast las ik dat Wubbo het liefst zou worden gefotografeerd bij ESTEC in Noordwijk waar hij eveneens werkte. “Of ik a.s. maandag langs wilde komen om 12 uur. We hadden dan de ruimte (hoe toepasselijk), want de expo was die dag gesloten voor publiek”. Zo gezegd zo gedaan. Gewapend met studiolampen, camera’s en alles wat er maar nodig zou KUNNEN zijn, reed ik die maandag ruim op tijd naar Noordwijk. Daar aangekomen bleek, uiteraard, het hek dicht te zijn. Drukken op het belletje leverde geen reactie, kennelijk was ook de portier op maandag vrij.

Een telefoonnummer van Wubbo had ik niet gekregen, dus maar met ESTEC gebeld. Een keurige vrouwenstem vertelde me dat de expo op maandagen dicht was en hing vervolgens op. Het bandje in kwestie was niet van vlees en bloed en dus zat er, om de tijd wat te doden, ook geen leuk gesprekje in. Daar zat ik dan in mijn auto, een afspraak met mijn ‘beroemdheid’, al bijna 12 uur en ik kwam het terrein niet eens op. Ik was al best wat nerveus van huis gegaan en deze situatie maakte me niet heel veel rustiger.
Tot mijn verbazing zag ik na enige tijd plots het hek openschuiven. Snel reed ik het terrein op, dit kansje moest ik natuurlijk benutten.  Verrassend genoeg was ik nog niet uitgestapt of er bleek toch een soort portier te zijn die me buiten reeds stond op te wachten. Niet heel vriendelijk zei hij “dat ik toch niet zomaar het terrein op kon komen rijden”. Nadat ik de reden van mijn komst had verteld vroeg hij me binnen te komen. Zijn antwoord verbaasde me “Een afspraak met Wubbo? Dat is vreemd, die rijdt namelijk net weg”.

De portier bleek best een aardige kerel die tijd genoeg had. Hij vertelde trots en enthousiast over ESTEC en eveneens over Wubbo Ockels. “Een fantastische vent, briljant en toch heel gewoon. Wel een ongeleid projectiel, ook hier bij ESTEC. Niemand weet ooit of hij komt, wanneer hij komt en wanneer hij weer gaat. Altijd maar druk, druk, druk. Maar goed, wacht gewoon even, hij komt vast straks wel weer terug”. Met de woorden “Wubbo neemt toch nooit op, maar ik probeer het wel even voor je” was mijn hoop op een snelle terugkomst van onze astronaut al bij voorbaat gevlogen.
Omdat de portier niet de enige was die tijd zat had, besloot ik om inderdaad te blijven wachten. Hij deed de lichten aan in de exporuimte en dat gaf mij de gelegenheid alvast de expositie te bekijken en een plek te vinden waar ik de foto zou kunnen gaan maken. Uiteindelijk had ik een mooie plaats gevonden. Ik stelde mijn spullen op, bepaalde de belichting en bedacht alvast een compositie. Kortom, het beeld zat eigenlijk al helemaal in mijn hoofd.

Echter, wie er kwam, geen Wubbo Ockels. Ik weet niet meer hoelang ik heb rondgelopen, gedraald en gewacht, maar uiteindelijk ben ik terug naar de portier gegaan en zei dat ik het opgaf. Hij baalde ook van de situatie maar vroeg me toch nog heel even te wachten. “We nemen er nog eentje en als hij dan niet hier is dan vind ik het echt heel jammer voor je maar dan zou ik maar gaan”.
Geloof het of niet maar we zaten net aan een nieuwe koffie toen we beiden het hek plots zagen opengaan. Een gitzwarte VW-kever met verduisterde ramen kwam het terrein opscheuren. Vlak voor de deur stapte er een man uit, eveneens compleet in het zwart gekleed. Een grote zwarte cowboyhoed op het hoofd en een zwarte cape om de schouders. Ik dacht als eerste, daar komt Zorro of Sandeman (die van de Sherry) tot de portier opgewekt riep, “daar heb je hem”!

Verbaasd zei ik, “Daar heb je hem, is dat Wubbo??” Vreemd was dat overigens niet want verstopt onder zo’n outfit zou je niemand herkennen. Hoe dan ook, om dit lange verhaal niet nog veel langer te maken. Wubbo kwam de portiersloge binnen, gaf me een hand en verontschuldigde zich slechts met “Ik MOEST echt even weg” om vervolgens te zeggen “Kom, laten we beginnen, ik heb geen afspraken meer de rest van de middag dus alle tijd nu”.

Uiteindelijk werd het een heel bijzondere en leuke ontmoeting. Wubbo bleek inderdaad een ontzettende aardige kerel te zijn, uitermate breed geïnteresseerd (ook in fotografie) en tijd om ook nog over wat koetjes en kalfjes te praten.
Zelf wilde hij ook nog graag een portret van zichzelf met zijn jongere ‘ik’ als astronaut op de achtergrond. De foto die ik oorspronkelijk in gedachte had is uiteindelijk dan ook niet het portret dat ik heb ingeleverd op de academie. Maar wel dit beeld van de ‘oude’ en de ‘jonge’ Wubbo. Natuurlijk heb ik achteraf een mooie afdruk gestuurd die, naar ik begrepen heb, een tijd lang een plek in zijn werkkamer heeft gekregen.

Helaas kan ik op dit moment de uiteindelijke afdruk niet zo snel meer vinden. Voor dit Nordic Vision-verhaal hierbij dus een scan van het contactvel dat ik destijds van de negatieven heb gemaakt. Compleet met de markering, het stof en andere onvolmaaktheden op het papier. Maar het gaat hier voor mij ook niet om de kwaliteit van de foto (die trouwens erg mooi was als afdruk) maar om het verhaal erachter.

Deze ontmoeting met Wubbo Ockels en de manier waarop de foto tot stand is gekomen maken dit voor mij tot een zeer bijzonder beeld van een heel erg bevlogen en bijzonder mens. Ik beschouw de foto als een van de eerste echt serieuze beelden die ik als (toenmalig student) professioneel fotograaf gemaakt heb.

(Gemaakt met een Bronica SQ-Ai (6×6), 80mm Zenzanon op Fujifilm NPS 160)